zondag 8 december 2013

Elektriciteit

 

 
Voor mij hoort bij het wat ouder worden ook, dat mijn haar begint grijs te worden. Niet een paar haren, maar hele stukken van  mijn kapsel worden wit en grijs. Ik voel me nog te jong om als “grijze duif”  door het leven te gaan, dus verf ik mijn haren zo af en toe.  
Ik stel het altijd uit, heb er geen zin in. Maar twee weken geleden, op donderdag, besloot ik om dit nu eindelijk te gaan doen. Op zaterdag zouden we naar Nederland gaan en ik wilde er een beetje netjes uitzien.
Met mijn haar in de verf riep ik naar Ruud dat het gelukkig maar een half uur in hoefde te trekken.
Toen viel de elektriciteit uit!
Nou en? Zou je zeggen. Maar… wij hebben een eigen waterbron, het water wordt uit de grond opgepompt. Jawel:  op elektriciteit.
We hebben ook bergwarmte, dat apparaat loopt ook op elektriciteit.  Dus: geen warm water en geen verwarming.
Gelukkig hebben we tegenwoordig ook een houtkachel, dus warmte is geregeld. Maar het water is nog een probleem.
“Ach” , dat ik positief: “ ik heb nog 20 minuten voordat ik mijn haren uit moet spoelen.”
Maar toen er 10 minuten om waren, besloot Ruud toch maar twee emmers water uit de regenton te halen. Dat is een beetje te koud om over je hoofd te gooien, maar we hebben een soort gastoestel waar je patronen  in doet. Zo konden we dat water wel wat opwarmen dachten we.
We stonden te peuteren met de gaspatroon, want natuurlijk waren we even vergeten hoe dat ook al weer ging. Ruud nog met zijn jas aan, want hij wilde snel warm water maken voor me.
Het gas spoot er aan alle kanten uit, maar niet de goede.
Uiteindelijk zat de patroon hoe hij moest zitten en kon Ruud het gas aansteken.
Boem!!  Zei het gas en alle gas, dat er van te voren uitgespoten was, vatte vlam. Ook op de handen en jas van Ruud. Het ziet er heel raar uit wanneer iemands hand ineens in brand staat.
Ik gooide met de pan, die ik in mijn handen had, snel water over zijn hand en jas. Het doofde gelukkig direct.
Dat werd dus niets en terwijl Ruud met zijn hand in het water zat, belde ik mijn vriendin of ik misschien even bij haar mijn haren uit mocht komen spoelen. Inmiddels waren de 30 minuten toch al wel verstreken.
Ik sprong in de auto en reed zo snel als ik kon. Halverwege ging mijn mobiel. Dat was Ruud. We hadden weer elektriciteit. Ik keerde om en scheurde weer terug.
Gelukkig zijn de handen van Ruud, na een paar grote blaren, weer  helemaal in orde.
 
 
 


zondag 3 november 2013

1 november

Afgelopen vrijdag was het weer Allerheiligen, hier in Zweden heet het Alla helgons dag. Het is de dag dat de Zweden hun gestorven naasten herdenken.
Al dagen van te voren kun je in de winkels van die rieten kransen kopen waarop men dennentakken heeft gemaakt. Bovenop zitten wat dennenappels of soms een bloem.
Ook zijn er overal lichtjes (een soort hoge theelichten) te koop die buiten kunnen blijven branden. Steeds vaker worden deze vervangen door een plastic lampje op batterijen die blijven branden tot de batterij op is, maar die vervangen kan worden. De handigheid wint ook op dit gebied.

Mijn vriendin Laila gaat elk jaar naar het kerkhof van Grangärde, een dorpje dat naast Ludvika ligt.
Het is een lief klein dorpje met een witte kerk. Vanaf een deel van het kerkhof kun je het meer zien liggen. Ik vind het een mooie plek, er straalt rust vanuit.
Net zoals vorig jaar, vroeg ze mij dit jaar om weer met haar mee te gaan. Ik vind het een eer, het is toch iets heel persoonlijks, het bezoeken van de graven van de mensen die je liefhebt en lief had.

Gewapend met de onvermijdelijke kransen en natuurlijk ook de heide plantjes, schepje en tuinhandschoenen gaan we op pad.
Bij het kerkhof koopt Laila nog wat bloemen. Die komen bij het graf van haar moeder. De as van haar moeder is op een algemeen veld gestrooid. De bloemen worden in een vaasje gezet. In een ander vaasje komt een (echt) brandend kaarsje.
We gaan verder naar het graf van de vriend van Laila's moeder. Die krijgt een krans, de hei wordt in de grond gezet en er komt een langdurig brandend kaarsje bij.
Het kerkhof is voor zo'n klein dorpje niet klein en Laila loopt slecht, dus rijden we om de kerk heen naar het graf van haar vader en dat van haar man. Ook hier worden de plantjes geplant en de kransen en lichtjes neergezet.
De meeste grafstenen zijn niet groot. Onder de stenen staan urnen, geen kisten.

Dan gaan we de kerk in. Laila heeft als kind in de buurt gewoond en zij verteld mij, dat ze boven bij het orgel heel wat keren heeft gezongen in het kerkkoor.
Voor in de kerk staan, op een lange standaard, allemaal kaarsjes. Dit zijn de kaarsjes voor alle mensen die in het afgelopen jaar in het dorp overleden zijn. Het zijn er eigenlijk best wel veel. De namen van de overledenen zullen in een speciale dienst opgenoemd worden.
We kopen kaarsjes, zij vier voor haar  familieleden en ik twee, voor mijn vader en voor Rob, de broer van Ruud, die veel te vroeg overleden is drie jaar geleden.
In mijn gedachten, terwijl ik de kaarsjes neerzet, zeg ik tegen ze dat ze het misschien wel flauwekul hadden gevonden, die kaarsjes, maar dat ik het toch doe. Ik hou nog steeds van ze.

In het dorp is ook een bedrijfje waar ze heerlijke, al dan niet ecologische, sapjes, jam en dergelijke maken. Het heet Grangärde Musteri ( http://www.grangardemusteri.se/ ). Hier kun je ook koffie drinken, een taartje eten of een kleine lunch nemen.
Het spreekt vanzelf dat we daar natuurlijk even lunchen. Koffie en thee drinken en sapjes inslaan.
De foto is in het voorjaar gemaakt, het is nu wat kaler en somberder.



zondag 22 september 2013

2 jaar Zweden


We wonen nu al weer 2 jaar in Zweden. De tijd gaat snel, heel snel.

Het was een tijd met ups en downs. Want laten we wel zijn: de keuze om te emigreren maak je na lang overwegen, maar eenmaal geëmigreerd komt er veel meer op je pad dan je had verwacht.

De eerste winter viel, zeker voor Ruud niet mee. 2,5 maand om ongeveer 3 uur donker, daar moet je aan wennen.  Je leert ermee rekening te houden. De afgelopen winter was het lang zo erg niet meer. Je weet dat je ’s middags natuurlijk wel weg kan, maar dat je in het donker door de bossen rijdt. Met alle gevaren van bijvoorbeeld onverwachts overstekend wild.

Ook de langdurige gladheid en sneeuw pas je in je leven in. Hoewel je toch altijd weer voor verassingen komt te staan, zoals ik beschreef in mijn andere blog.

De  instanties van beide landen begrepen niet hoe ze iemand met FPU moesten behandelen. Dat heeft toch meer dan een jaar geduurd voordat alles in orde was.
Toevallig vertelt Ruud net dat hij er achter komt dat nu, na 2 jaar, nog niet alles goed geregeld is.

Zweden zijn vriendelijke mensen, maar je moet  er mee leren omgaan. Je leert op welke manier ze denken en handelen. Niets mis mee, maar het is een proces waar je door moet.

Tja, de taal. Die is niet makkelijk. Ik heb Zweedse vriendinnen, ga ermee op stap. Zit in een breiclubje. Niet omdat ik dat zo goed kan, maar om de aanspraak. Ook daar leer je van.

Maar je hoofd zit vol ’s avonds, het is doodmoe van al die concentratie, het proberen te begrijpen wat ze zeggen en het mijn best doen om deel te nemen aan het gesprek.
Dat is moeilijk voor me, want ik neem graag deel aan het gesprek. Het was zeker een keer heel frustrerend toen ik in een jaarvergadering van de handwerkvereniging (jaja) niet precies kon zeggen wat ik wou. O, die sloomheid met beslissen, het voor je uit schuiven van zaken. Niets voor mij.
Ik geloof dat daar niets Zweeds aan is, maar in Nederland had ik mijn mond al open gedaan.

Ja, we hebben veel gepraat de afgelopen jaren. Onszelf afgevraagd of we er goed aan hebben gedaan om te emigreren.
De afstand naar onze kinderen, ons kleinkind is groot. Maar, er staat tegenover dat, wanneer we in Nederland en België zijn, het contact intenser is. Dat is heel fijn.
En we hebben natuurlijk skype, het is heerlijk om elkaar op zo’n manier even te zien.

Maar elke keer wanneer we weer eens alles op een weegschaal leggen met het idee: zou het niet beter zijn om terug te gaan naar Nederland? Dan slaat die weegschaal toch om naar Zweden.

Hier gaat alles een stapje langzamer. Er zijn geen files. Er is ruimte, rust en de heerlijke geur van bos en groen. Dat is goed voor onze door en door gehaaste Hollandse geest. Die langzaam steeds meer tot rust komt.
Dat heeft heel veel tijd nodig, want die gehaastheid, stress, de stadse mentaliteit raak je niet zomaar kwijt.

Want, hoe zou het zijn in Nederland. Wanneer we er zouden wonen?

Ruud heeft geen slecht prepensioen.  Maar hoe wordt het wanneer hij echt pensioen krijgt? Er wordt in Nederland steeds meer gekort.

Dan de woonlasten, die in Nederland abnormaal hoog zijn. De huizen zijn niet om te betalen, zeker voor ons niet. Wij hebben namelijk ons eerste koophuis pas in 1986 gekocht. Die hypotheek was, toen we het verkochten nog niet eens afbetaald. Veel hielden we er niet aan over.

De huren rijzen de pan uit. € 1.000,-- per maand is tegenwoordig heel normaal. En daar komt ieder jaar weer een verhoging op.
Wanneer wij in Nederland zouden wonen met deze hoge woonlasten kunnen we ons misschien geen auto meer permitteren. De benzineprijzen rijzen de pan uit.
Dat zou dan inhouden dat we weinig naar onze kinderen en de andere familie zouden kunnen gaan. Of eens, zoals we nu doen, een grotere aankoop doen. Iets voor onszelf, of voor in het huis.

Nee, laat ons maar hier wonen en lekker rommelen in de tuin, het huis, mijn atelier.  Weg van alle onrust en onverdraagzaamheid. Natuurlijk is die ook in de Zweedse grote steden, maar hier op het platteland  valt het mee.
We leren steeds meer onze weg te vinden en die weg is goed.

En we komen gewoon naar Nederland, zo af en toe. Want buiten de familie willen we die lekkere Gelderse worst, leverworst, kaas en haring, toch ook niet missen.

zondag 11 augustus 2013

ZOMER




De vorige blog, die Ruud schreef,  ging over de winter, kou en sneeuw. Nou, die hebben we gehad!
Eind november begon het te sneeuwen en met tussenpozen heeft het tot eind maart, begin april geduurd voordat de sneeuw weer weg ging smelten.
Ook deze winter was het niet koud, maar een paar keer -20 ’s nachts. Wat waren we blij met onze oude sneeuwschuiver. Die heeft zijn geld al opgebracht.
Die arme Ruud, liep als een ingepakt Michelin mannetje achter het apparaat. Wit van top tot teen.
De moeite die we hadden om onze oprit door de vers gevallen sneeuw op te rijden na 10 dagen Nederland .  Over die 47 meter deden we toch mooi 1,5 uur!
Vogels en herten gaven  we extra voer, omdat alles onder de sneeuw lag. De gladheid die ontstond omdat de sneeuw overdag smolt en ’s nachts weer aan vroor.
We konden het ons haast niet voorstellen dat het weer groen zou worden om ons heen.

Maar, het voorjaar kwam. De sneeuw smolt en het gras werd weer groen.
De bomen liepen uit en opeens konden we de vlakte,  waar het bos naast ons is geweest en dat gekapt is, niet goed meer zien. De weg aan de voorkant werd nauwelijks zichtbaar door de muur van groen, die werd opgetrokken binnen een paar weken.

Met het betere weer kwamen ook de dieren weer te voorschijn. En dan merk je toch wel, dat je op het land woont.
Toen we de weg nog net konden zien, dachten we dat we de vos zagen lopen. We vonden dat hij er rommeliger dan het jaar ervoor  uitzag. Een paar weken later hoorden we, dat de buurman een wolf op de weg had zien lopen. Eh, zou dat die vos zijn die we dachten te zien?
Het eekhoorntje, dat de hele winter zonnepitten en ander vogelvoer had gegeten, zagen we niet meer. Ik vond wel onder een stapeltje steentjes in een hoek van het huis wat bewaarde pitten.
De vogels waren druk bezig met hun nesten. Wat een kolossale nesten maken die eksters toch. Het lijken we flatgebouwen.
Overal in de struiken werden nesten gemaakt door verschillende vogels. En de koekoek riep de hele dag.

Op een dag liep ik de weg af en werd aangehouden door een buurman. Of Ruud het gras nog steeds maaide lopend achter de benzinemaaier. Ja, Ruud loopt iedere week 2 uur de voortuin en 1,5 uur de achtertuin te maaien met de machine. Nou had de buurman een nieuwe zit maaier gekocht. Of wij misschien zijn oude zit maaier wilden hebben? Die deed het nog goed.  De buurman hoefde er niets voor te hebben.
Wat een luxe! Vrolijk roept Ruud nu: ” ik ga even het gras knippen hoor”.  Een half uurtje later is alles klaar en veeg ik voor de vorm het zweet van zijn vermoeide lijf.

Intussen zijn de hertjes weer terug, nu met twee jongen, die lopen te huppelen door de tuin. De vogels hebben kleintjes gekregen. Het is druk in de tuin door alle vogeltjes die voedsel zoeken. De jongen van de ekster zoeken ’s morgens rond vijf uur al mopperend naar kleine beestjes tussen het riet van onze stoeltjes die voor het raam staan.
Het is geweldig om, na een grote periode van warm weer,  jonge vogeltjes in de schaal met water die buiten op tafel staat te zien drijven, omdat ze verkoeling zoeken.
De bevers zijn weer aan het bouwen. Eindelijk heb ik er één zien zwemmen.

Natuurlijk zijn er nog andere dieren, waar ik niet zo gek op ben. Ik zag een slang over onze oprit glijden. Voordat ik Ruud had geroepen verdween hij onder een struik.
We hebben altijd onze veranda open staan, omdat het daar met warm weer net een sauna is.
’s Morgens op mijn blote voeten even de veranda op om de deur open te schuiven en dan gerommel te horen. Nee, ik heb niet gekeken wat het was. Ik heb me omgedraaid en ben hard de kamer weer ingelopen en heb de deur achter me dicht gedaan. Maar het zou die slang geweest kunnen zijn. Die lekker binnen lag te soezen.
Ik heb hem weken later weg zien schieten. Hij lag naast de veranda te zonnen in het gras.
Iedereen vraagt me of hij gele stippen aan de zijkant van zijn kop heeft. Dat weet ik niet. Want als ik een slang zie loop ik weg, niet ernaar toe.


Op de foto’s: Ruud voor het eerst op de maaier en de dank van de vogels voor een zorgeloze winter. Ze hebben een pit geplant aan de andere kant van het huis.